Er is een hardnekkige mythe dat alles vanzelf beter wordt zodra de ‘juiste mensen’ op de juiste plaatsen zitten. Meer vrouwen in de politiek, meer queer mensen in het parlement, meer mensen van kleur in de bestuurskamer—en het systeem zal zichzelf van binnenuit hervormen. Maar representatie is een voet tussen de deur, geen revolutie. Want ondertussen zitten we, opnieuw, met een clubje dat zichzelf op de borst slaat terwijl de helft van de bevolking in de schaduw blijft staan.

Ariane Giraneza Birekeraho (zij/haar, bi) weet dat. Ze zit in de Antwerpse gemeenteraad en in het bestuur van Groen. Ze is vluchteling, queer, politicus—elke identiteit een dossier op zich. Het verhaal dat over haar verteld kan worden, is dat van de underdog die ‘het gehaald heeft’, die nu aan de tafels zit waar beslissingen worden genomen. Maar wie eenmaal binnen is, ontdekt dat representatie slechts de eerste stap is. De structuren zelf zijn onaangetast.
Op een koude winterdag in 2001 staat een jong meisje op de Antwerpse tram, druk in gesprek met haar oom over haar grootste wens: een Furby voor Kerstmis. Ze is acht, een schoolkind in België, en het grootste dilemma in haar hoofd is of haar oom zal toegeven aan haar smeekbedes. Ze heeft geen idee dat haar leven binnen enkele uren compleet zal veranderen. Dat haar grootste geschenk niet uit een speelgoedwinkel zal komen, maar in de vorm van mensen die ze vaag herkent van oude herinneringen. Haar moeder, haar zusje. Haar vader zou pas veel later volgen.
Haar hele bestaan kantelt. De personen die ze als doodgewaand had beschouwd – uit overlevingsdrang – staan voor haar, en in die ontmoeting verdwijnt haar Belgische schoolleven in een oogwenk. Binnen enkele weken is ze niet langer het meisje dat op de tram droomde van speelgoed. Ze is een nummer in een vluchtelingenkamp in Nederland.
“Ik werd geboren in Canada want m’n ouders waren er studenten. In januari 1994 keerden we terug naar Rwanda, een land waar de spanningen sluimerden,” vertelt Ariane. Enkele maanden later, in april, brak een van de meest bloedige genocides van de twintigste eeuw uit. Hutu-extremisten riepen op tot de uitroeiing van de Tutsi-bevolking. In 100 dagen werden meer dan 800.000 mensen vermoord. Met machetes, knuppels, kogels. Hele families werden uitgeroeid.
Wie kon, vluchtte. “M’n ouders sloegen op de vlucht naar Oost-Congo. Daar brachten we maanden door in overvolle vluchtelingenkampen, in de hoop op veiligheid en op een toekomst.” Maar veiligheid was een illusie. Uiteindelijk viel er nog één moeilijke beslissing te nemen: ze moesten er weg, naar een plek waar ze een kans had.
Eerst bracht de vlucht hen naar Kenia. Het was daar, ergens tussen de anonieme appartementen en verborgen adressen, dat Ariane haar eerste echte herinneringen vormde. “We wisselden voortdurend van adres,” vertelt ze. “Ik had net geleerd om een huis als thuis te zien, en dan moesten we weer weg.”
In de winter van 1998, toen ze vijf was, werd ze op een vliegtuig gezet. Weg van haar ouders. “Mensen stellen geen vragen als een wit stel een zwart kind met een Canadees paspoort meeneemt,” zegt Ariane. Zo kwam ze terecht in Antwerpen, bij haar oom en tante. “Ik leerde Nederlands, ging naar school, bouwde een leven op. Maar wat ik niet wist – wat niemand me had verteld – was dat ik illegaal was.”
Het besef kwam pas later.
“Op m’n 21e, tijdens een cursus over migratie, viel plots alles op zijn plaats. Ze lieten een documentaire zien over een niet-erkend kind dat geen volledige toegang had tot school, tot gezondheidszorg. En ineens besefte ik: dat was ik.”
Haar hele jeugd was een aaneenschakeling van bureaucratische trucs geweest. “SIS-kaarten van anderen gebruiken om naar de dokter te gaan. Leerkrachten die stiekem regelden dat ik toch mee kon op schoolreis.” Haar bestaan hing af van de goodwill van anderen.
Acht jaar oud, en opnieuw moest ze alles achterlaten. Antwerpen, haar vrienden, haar school. Met haar mama en zusje ging het naar Nederland, waar ze vluchteling werd, opnieuw moest beginnen. Dit keer niet in een huis, maar in een opvangcentrum.
Ter Apel, het eerste station voor wie in Nederland asiel aanvroeg, was een wereld weg van de klaslokalen waarin ze kort daarvoor nog rekensommen maakte. “Vier aaneengeschakelde gymzalen, dunne kartonnen afscheidingen die families een illusie van privacy gaven. Papieren lakens, papieren dekens. En ’s nachts het geluid van mensen die niet konden slapen, omdat hun lichamen nog trauma’s droegen die zich niet lieten sussen.”
Drie weken eerder ging ze nog naar school in Antwerpen. Nu zat ze in een kamp met tralies rond de buitenruimte. “Mama, zijn wij criminelen?”
Ariane sprak Nederlands. In het asielcentrum werd dat een verantwoordelijkheid. In één klap werd ze tolk voor haar familie, tussenpersoon in de ingewikkelde bureaucratie die over hun lot besliste. “Ik was nog een kind, maar m’n woorden konden bepalen of onze asielaanvraag serieus werd genomen. Of m’n familie mocht blijven, of opnieuw moest vluchten.” En dat besefte ze.
“Ik was een uitgesproken kind, fel en nieuwsgierig. Maar in het asielcentrum werd ik stiller. Ik leerde: als ik iets fout zeg, verliezen we misschien alles.”
Een fout antwoord, een verkeerde blik—en haar familie kon verdwijnen.
Misschien begon haar politieke carrière daar, in de gangen van Ter Apel. Daar waar ze leerde dat macht vaak verstopt zit in papieren dossiers en beslissingen waarover je geen controle hebt. Daar waar ze leerde dat wetten geen objectieve feiten zijn, maar regels die kunnen buigen, veranderen, verdwijnen — afhankelijk van wie ze raken. Jaren later, in de Antwerpse gemeenteraad, besefte ze dat ze nog steeds hetzelfde doet: mensen overtuigen dat ze bestaansrecht hebben.
Sinds de afschaffing van de opkomstplicht is verkiezingen winnen geen kwestie meer van iedereen overtuigen, maar van je eigen achterban mobiliseren. “We hebben nu gedetailleerde data per stembureau,” zegt Ariane. “Je kunt exact zien welke wijken stemmen en welke niet. Dus waarom zou je campagne voeren in buurten waar mensen toch niet opkomen?”
Stemmen is een hefboom. Wie niet stemt, verdwijnt uit de politieke berekening. En wie niet meetelt, krijgt geen middelen. In haar eigen wijk, het Kiel, een van de armste buurten van Antwerpen, ziet ze de gevolgen. “Er is een directe link tussen stemgedrag en beleidsaandacht. Partijen weten welke wijken niet stemmen, en ze weten welke wijken niet op hén stemmen. Die worden dan afgeschreven.” Mensen die zich vergeten voelen, haken af. En hoe meer ze afhaken, hoe minder de politiek rekening met hen houdt.

Politiek is een systeem, maar systemen kunnen vastlopen. En soms is de enige manier om ze in beweging te krijgen: de machine openbreken, tonen waar het rammelt. Dat was haar aanpak bij het huisarrest. Een maatregel die jongeren in bepaalde wijken verbood om op straat te komen tijdens oudejaarsnacht. Een ‘tijdelijke en efficiënte’ ingreep, voor wie niet verder kijkt dan het moment. Maar Ariane zag wat er écht gebeurde: een juridisch precedent.
“Als je dit vandaag kunt beslissen voor jongeren, voor bepaalde wijken—waar trek je dan de grens? Kun je dit morgen ook invoeren voor betogers? Voor andere groepen? Stel je voor dat morgen iemand als Tom Van Grieken aan de macht komt. Je kunt het negeren omdat het nu niet over jou gaat. Maar wat als dat verandert?”
Elke uitzondering wordt vroeg of laat de norm. Beleid wordt verkocht als tijdelijke maatregel, een pragmatische ingreep, een noodzakelijk kwaad. Tot blijkt dat wat vandaag geldt voor één groep, morgen ingezet wordt tegen een ander. Zodra het precedent er is, verschuift de toepassing. Dat heet ‘function creep’: een maatregel die met een specifiek doel begint, maar zich steeds verder uitbreidt. Gezichtsherkenning zou alleen voor terrorisme gebruikt worden—tot overheden ze elders begonnen in te zetten, tegen klimaatbetogers, tegen demonstranten en migranten. ANPR-camera’s waren er om autodiefstallen op te sporen, nu worden ze gebruikt om mensen met een openstaande GAS-boete uit het verkeer te plukken.
Zodra een overheid zichzelf een nieuwe macht toekent, blijft die zelden beperkt tot haar oorspronkelijke doel. De vraag is nooit alleen wie vandaag beslist. De vraag is wie morgen de macht heeft om te bepalen tegen wie die wordt gebruikt.
Arianes bestaan werd niet enkel bepaald door wetgeving, maar door de manier waarop die wetgeving geïnterpreteerd en toegepast werd. Ze had jarenlang zonder papieren geleefd zonder het te beseffen. Maar zelfs toen ze ‘legaal’ werd op haar veertiende, bleef ze vastzitten in eenzelfde soort realiteit: een identiteit die op papier wel erkend werd, maar in de praktijk steeds opnieuw in twijfel werd getrokken.
Want ‘legaal’ zijn betekent niet hetzelfde voor iedereen. Grenzen verdwijnen niet zodra je een paspoort krijgt; ze verplaatsen zich, verschuiven naar loketten, balies, grensposten. Ze nestelen zich in de blik van een douanebeambte, in de vragen die nét iets langer duren, in het dossier dat nét iets vaker ter controle wordt doorgestuurd. “Ik ben Nederlander, ik heb een Nederlandse identiteitskaart. Ik heb in België aan de VUB gestudeerd, heb voor de Nederlandse ambassade gewerkt als handelsattaché en voor het kabinet van minister van Energie Tinne Van der Straeten. En toch kreeg ik een brief van de stad Antwerpen dat ik Nederlandse lessen moest volgen. Hoe kan dat? Iemand zag mijn naam en dacht: jij hoort hier niet.”
Ariane heeft het talloze keren meegemaakt: de aarzeling, de extra vragen. Nooit vanzelfsprekend, altijd onder verdenking. Een identiteitskaart opent deuren, maar niet voor iedereen op dezelfde manier. “Tijdens Covid werd ik tegengehouden aan de luchthaven. Ze geloofden niet dat ik Nederlands was. Mijn identiteitskaart was voor hen niet genoeg. Pas toen ik kon bewijzen dat ik met een witte man getrouwd was, mocht ik door. Mijn huwelijk gaf me meer rechten dan mijn paspoort.” Nationaliteit is geen garantie op gelijkheid. Niet enkel het systeem beslist wie erbij hoort, maar de persoon die tegenover je staat.
Het is een voortdurende toetsing van je bestaansrecht, afhankelijk van de persoon die tegenover je zit. De wereld deelt geen rechten uit, ze deelt privileges uit. En privileges hangen niet aan een stukje plastic, maar aan een gezicht, een huidskleur, een naam. “Ik ben keynote speaker op een event, mijn foto staat op de uitnodiging. Maar bij de ingang kom ik niet binnen, omdat ze niet geloven dat ik daar hoor te zijn. Dan moet ik iemand anders, iemand die wit is, laten komen om mij binnen te krijgen. Dat zijn de praktische gevolgen. Mensen vertrouwen hun buikgevoel meer dan ze de systemen vertrouwen die er zijn om te controleren.”
Ariane weet dat structuren niet vanzelf veranderen. Ze weet ook dat wetten slechts zoveel waard zijn als de mensen die ze toepassen. Dus blijft ze duwen, praten, in vraag stellen. Omdat ze weet: als je niets doet, blijven de regels zoals ze zijn. En regels, hoe vast ze ook lijken, kunnen buigen. “Ik heb nooit gedacht: ik wil politicus worden,” zegt Ariane. “Maar ik zag hoe structuren werken, hoe ze zichzelf in stand houden. En ik wist: als je de spelregels in vraag stelt, kan je de wereld laten kantelen.”
Ariane Giraneza Birekeraho Site: https://www.groenantwerpen.be/ariane-giraneza
Ariane Giraneza Birekeraho Instagram: https://www.instagram.com/arianetheepolitician/
Tekst: Biem D'hondt
Foto's: Marijn Achten